Ned. Herv.Gedoopt in de Grote kerk 13 april 1747, vader Galenus, apothecar, moeder Johanna Maria van Oosterwijk (S 78); in 1766 ingeschreven aan de Groningse en in 1769 aan de Leidse Universiteit (Alb. Stud. Gron. blz. 220 en L.B. blz. 1098); schepen te 's-Hertogenbosch in 1773 en 1785 (Van Zuylen XVI en S 567); in 1787 stadsrentmeester van de renten (Naamreg. Ver. Prov. 1787); raad te 's-Hertogenbosch in 1793 (A.R.A. Staten-Generaal 8006); begraven 7 juli 1794, zijn vader was toen nog in leven (S 570 en Bossche Alm. 1798). | 423 |
ged. Den Bosch 15 april 1749 - begraven aldaar 7 juli 1794Werd, na van september 1759 af de Latijnse School te Den Bosch | 52 |
te hebben bezocht en 20 febr. 1766 tot de openbare lessen te zijn bevorderd, 22 september 1766 te Groningen en 14 september 1769 te Leiden als student in de geneeskunde ingeschreven. In 1770 stond hij de Bossche hoogleraar J. Bon (ca. 1720-1802) ter zijde bij diens onderzoek naar het optreden en de verspreiding van de rotkoorts in de Meierij en hij vond in dit onderzoek de stof voor het proefschrift, waarop hij 14 october 1771 te Leiden in de geneeskunde promoveerde en dat hij aan Bon als zijn leermeester opdroeg. Zijn broer Johan Reinier (ged. Den Bosch 13 april 1753, ingeschreven Latijnse School Den Bosch augustus 1764, Hogeschool Leiden 26 april 1770, gepromoveerd in de rechtsgeleerdheid aldaar 2 juli 1774 op De jurisdictione militari in praesidiis Belgicis, Lugd. Bat., 1774, lid Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 1785, ov. Den Bosch 1 november 1828, ongehuwd) versierde het proefschrift met een Latijns gedicht. Na zijn promotie bezocht de medicus Hopman enkele, niet nader genoemde universiteiten in het buitenland om vervolgens te Den Bosch de geneeskunde uit te oefenen. In 1773 en 1785 fungeerde hij als schepen. Hij is evenals zijn broer ongehuwd gebleven. Zijn broer behoorde in 1786 tot de oprichters van de Vaderlandse Sociėteit, waarin de Bossche Patriotten zich verenigd hadden; hij zelf was eveneens de Patriottische beginselen toegedaan.
GESCHRIFT: De febre continua putrida, diss. Leiden, Lugd. Bat., 177l.
LITTERATUUR: Hermans, 30; De Haas, 155; Mommers, 423; Molhuysen, Bronnen, VI (1923) 87*, 93*; SvY, III, 303, 427; Boekzaal, CII (maart 1766) 312.
| 53 |
zilver, gegoten, gesneden diameter: 4.3 cm dikte: 0.3 cm hoogte: 2.8 cm gewicht: 61 gr Rond zegelstempel met aan de achterzijde een halfrond handvat (zonder opening) en daarop gegraveerd: S : Dr. IOHANNIS GISBERT HOPMAN 1773 (r in klein kapitaal). Aan de voorzijde aan de buitenzijde een band van twee cirkels. Hierbinnen een omschrift op een lint, dat aan de bovenzijde een opening heeft, waaruit de schilddekking van een renaissanceschild steekt. De schilddekking bestaat uit een dekkleed, een toernooi- of traliehelm, met daarboven een wrong en een morekop. Heraldische beschrijving: een gearceerde keper, vergezeld van drie morekoppen. |
Provinciaal Genootschap 1773 Zilver | 16 |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociėteitsleven 1789-2019 (2019) 32, 34
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest II (1953) 423
Maarten Prak, Republikeinse veelheid, democratisch enkelvoud (1999) 151
J.B. Rietstap, 'Adelijke en voorname geslachten te 's-Hertogenbosch en in de Meijerij' in: Heraldieke Bibliotheek 5 ('s-Gravenhage 1876) 310
Ferd. Sassen, Studenten van de Illustre School te 's-Hertogenbosch 1636-1810 (1970) 52-53
Aart Vos, Burgers, broeders en bazen (2007) 119, 131
R.A. van Zuijlen, Naamlijst en wapenkaart der leden van de regering de pensionarissen, griffiers en secretarissen van 's Hertogenbosch (1863) XVI